Statistische functies - deel drie
BETROUWBAARHEID.NORM
Geeft als resultaat het (1-alpha) betrouwbaarheidsinterval voor een normale distributie.
BETROUWBAARHEID(Alfa; StAfw; Grootte)
Alfa is het niveau van de betrouwbaarheidsinterval.
StAfw is de standaardafwijking voor de totale populatie.
Grootte is de grootte van de gehele populatie.
=BETROUWBAARHEID(0,05;1,5;100) geeft 0,29.
BETROUWBAARHEID.T
Geeft als resultaat het (1-alpha) betrouwbaarheidsinterval voor een t distributie van een Student.
BETROUWBAARHEID(Alfa; StAfw; Grootte)
Alfa is het niveau van de betrouwbaarheidsinterval.
StAfw is de standaardafwijking voor de totale populatie.
Grootte is de grootte van de gehele populatie.
=BETROUWBAARHEID(0,05;1,5;100) geeft 0,29.
CORRELATIE
Geeft als resultaat de correlatiecoƫfficient tussen twee gegevensverzamelingen.
CORRELATIE(Gegevens1; Gegevens2)
Gegevens1 is de eerste gegevensverzameling.
Gegevens2 is de tweede gegevensverzameling.
=CORRELATIE(A1:A50;B1:B50) berekent de correlatie-coƫfficiƫnt als maat van de lineaire correlatie van de twee gegevensverzamelingen.
COVARIANTIE
Geeft als resultaat de covariantie. Het gemiddelde van de producten van de afwijkingen van de x- en y-waarden van het gemiddelde.
COVARIANTIE(Gegevens1; Gegevens2)
Gegevens1 is de eerste gegevensverzameling.
Gegevens2 is de tweede gegevensverzameling.
=COVARIANTIE(A1:A30;B1:B30)
LOGINV
Geeft als resultaat de inverse van de lognormale verdeling.
LOGINV(Getal [; Gemiddelde [; STDEV]])
Getal is de kanswaarde waarvoor de inverse van de logaritmische normale verdeling moet worden berekend.
Gemiddelde is de gemiddelde waarde van de logaritmische normale verdeling.
StAfw is de standaardafwijking van de standaard logaritmische verdeling.
=LOGINV(0,05;0;1) geeft 0,1930408167 terug.
LOGNORM.INV
Geeft als resultaat de inverse van de lognormale verdeling.
Deze functie is identiek aan LOGINV en werd ingevoerd voor interoperabiliteit met andere office suites.
LOGNORM.INV(Getal; Gemiddelde; StAfw)
Getal (vereist) is de kanswaarde waarvoor de inverse van de logaritmische normale verdeling moet worden berekend.
Gemiddelde (vereist) is de gemiddelde waarde van de logaritmische normale verdeling.
StAfw (vereist) is de standaardafwijking van de standaard logaritmische verdeling.
=LOGNORM.INV(0,05;0;1) geeft 0,19 terug.
GROOTSTE
Geeft als resultaat de k-grootste waarde in een gegevensverzameling.
GROOTSTE(Gegevens; RangC)
Gegevens is de matrix van gegevens in de steekproef.
Rang c is de rangorde van de waarde. Als Rang c een array is, wordt de functie een matrixfunctie.
=GROOT(A1:C50;2) geeft de op ƩƩn na grootste waarde in A1: C50.
=GROOT(A1:C50;B1:B5) ingevoerd als een matrixfunctie geeft een matrix met de c-de grootste waarde in A1: C50 met rangen gedefinieerd in B1: B5.
KLEINSTE
Geeft als resultaat de k-kleinste waarde in een set gegevens.
KLEINSTE(Gegevens; RangC)
Gegevens is de matrix van gegevens in de steekproef.
Rang c is de rangorde van de waarde. Als Rang c een matrix is, wordt de functie een matrixfunctie.
=KLEIN(A1:C50;2) geeft de op een na kleinste waarde in A1: C50.
=KLEIN(A1:C50;B1:B5) ingevoerd als een matrixfunctie geeft een matrix van de c-de kleinste waarde in A1: C50 met rangen gedefinieerd in B1: B5.
CRIT.BINOM
Geeft als resultaat de kleinste waarde waarvoor de cumulatieve binomiale verdeling groter is dan of gelijk aan een grenswaarde.
CRIT.BINOM(N; K; Alfa)
N is het totaal aantal pogingen.
K is de kans op success voor ƩƩn poging.
Alfa is de drempelkans die moet worden bereikt of overschreden.
=CRIT.BINOM(100;0,5;0,1) levert 44 op.
KURTOSIS
Geeft als resultaat de kurtosis van een set gegevens (tenminste 4 waarden zijn vereist).
KURTOSIS(Getal 1 [; Getal 2 [; ⦠[; Getal 255]]])
De parameters moeten ten minste vier waarden specificeren.
=KURTOSIS(A1;A2;A3;A4;A5;A6)
BETROUWBAARHEID
Geeft als resultaat het (1-alpha) betrouwbaarheidsinterval voor een normale distributie.
BETROUWBAARHEID(Alfa; StAfw; Grootte)
Alfa is het niveau van de betrouwbaarheidsinterval.
StAfw is de standaardafwijking voor de totale populatie.
Grootte is de grootte van de gehele populatie.
=BETROUWBAARHEID(0,05;1,5;100) geeft 0,29.
COVARIANTIE.P
Geeft de covariantie van het product van gepaarde afwijkingen, voor de gehele populatie.
COVARIANTIE(Gegevens1; Gegevens2)
Gegevens1 is de eerste gegevensverzameling.
Gegevens2 is de tweede gegevensverzameling.
=COVARIANTIE(A1:A30;B1:B30)
COVARIANTIE.S
Geeft de covariantie van het product van gepaarde afwijkingen, voor een steekproef van de populatie.
COVARIANTIE(Gegevens1; Gegevens2)
Gegevens1 is de eerste gegevensverzameling.
Gegevens2 is de tweede gegevensverzameling.
=COVARIANTIE(A1:A30;B1:B30)
LOGNORMVERD
Geeft de lognormale verdeling als resultaat.
LOGNORMVERD(Getal [; Gemiddelde [; STDEV [; Cumulatief]]])
Getal is de kanswaarde waarvoor de logaritmische normale verdeling moet worden berekend.
Gemiddelde (optioneel) is de gemiddelde waarde van de standaard logaritmische verdeling.
StAfw (optioneel) is de standaardafwijking van de standaard logaritmische verdeling.
Cumulatief (optioneel) = 0 berekent de dichtheidsfunctie, Cumulatief = 1 berekent de verdeling.
=LOGNORMVERD(0,1;0;1) geeft 0,01 terug.
LOGNORM.VERD
Geeft de waarden van een lognormale verdeling als resultaat.
LOGNORM.VERD(Getal; Gemiddelde; StAfw; Cumulatief)
Getal (vereist) is de kanswaarde waarvoor de logaritmische normale verdeling moet worden berekend.
Gemiddelde (vereist) is de gemiddelde waarde van de logaritmische normale verdeling.
StAfw (optioneel) is de standaardafwijking van de standaard logaritmische verdeling.
Cumulatief (vereist) = 0 berekent de dichtheidsfunctie, Cumulatief = 1 berekent de verdeling.
=LOGNORM.VERD(0,1;0;1;1) geeft 0,0106510993 terug.